Nieuws

Drijvend bouwen, een kans voor de biodiversiteit

De bouw van een drijvende stad is niet alleen een stedelijke opgave, maar biedt ook innovatieve kansen om op een duurzame manier met de natuur om te gaan. Een drijvende stad kan een gebied worden met een overvloed aan mogelijkheden voor biodiversiteit en een gezonde bodem. Hoe kunnen we de ecologische aspecten meenemen en benadrukken bij de bouw van drijvende steden? Landschapsontwerper Michelle de Roo ging erover in gesprek met ecoloog Nick Hofland van Buiting Advies.

Nick Hofland was als ecologisch expert betrokken bij het onderzoek naar drijvende steden. In zijn werk specialiseert hij zich in insecten, ongewervelden en hoe vegetatie kan bijdragen aan het bevorderen van insecten als basis van het gehele ecologische systeem. Eén van de belangrijkste motivaties voor zijn deelname aan dit onderzoek is dat het een zeer vernieuwend idee is, zowel op stedelijk als ecologisch gebied.


Michelle: “Waar zie je de grootste kansen als het gaat om het opbouwen van een nieuw ecologisch gebied?”

Nick: “De grootste kansen liggen voornamelijk aan de randen van het water. Met de bouw van een drijvende stad voegen we veel nieuwe elementen toe, zoals de bodem van de gebouwen en de zijwanden. Dat levert veel oppervlakte waar dieren en planten zich aan kunnen hechten. Dat is iets wat we in Nederland niet veel hebben. We hebben in ons land veel zandige substraat, dat vrij instabiel is. Het bouwen van drijvende steden biedt dus de kans om te onderzoeken of we iets kunnen creëren waar dieren zich goed kunnen vestigen.”


M: “Hoe kunnen de natuurlijke aspecten en de stedelijke elementen, zoals straten, daken en balkons, elkaar versterken?”

N: “Natuurlijke toevoegingen dicht bij huis hebben een positieve invloed op de belevingsaspecten voor mensen. Mensen ervaren er meer plezier en geluk door. Het is ook wetenschappelijk bewezen dat het goed is voor de gezondheid. Daarnaast bieden wij als mensen unieke habitats aan bepaalde dieren. Daarom gedijen sommige soorten juist goed in stedelijke omgevingen, terwijl ze het in het buitengebied vaak moeilijker hebben. Voor de rest is het een zoektocht naar hoe deze elementen elkaar het beste kunnen versterken. Het is belangrijk om zowel vanuit een ecologisch perspectief als vanuit een menselijk perspectief te kijken, zonder het van beide kanten te willen forceren.”

“Door natuur en mensen zo dicht bij elkaar te brengen, kunnen we iets heel moois creëren.”

M: “Als een drijvende stad daadwerkelijk gerealiseerd wordt, hoe lang zou het dan duren totdat het ecologische systeem in evenwicht komt?”

N: “Dat hangt af van de inrichting van het geheel. De basis van het ecologische systeem is de vegetatie, en hoe deze ontwikkelt hangt af van het type. Sommige planten zullen binnen een jaar opkomen, terwijl bomen er misschien tientallen jaren over doen om tot volle groei te komen. In het begin zal er al een zekere balans zijn, maar er zal altijd successie plaatsvinden, waarbij de vegetatie op de lange termijn blijft veranderen.”

M: “Deze successie moet plaatsvinden op de overgangen van water en land, moet dat worden begeleid door beheer of zou je het spontaan laten ontwikkelen?”

N: “Ik denk dat het nodig is om het tot op zekere hoogte te beheren, want veel mensen hebben toch een beeld van hoe de natuur eruit moet zien. Als je die natuur onbeheerd laat, verruigt het en ervaren mensen het al snel als niet-netjes. Ik ben er ook zeker voorstander van om ‘natuur’ indien mogelijk zo veel mogelijk te laten gaan, dus niet alles aangeharkt en strak gemaaid. Door slim met beheer om te gaan en een combinatie te ontwikkelen van meer natuurlijke stukken en meer beheerde stukken, krijg je bovendien meer variatie. Dat bevordert het aantal verschillende niches en daarmee de komst van verschillende diersoorten.”

M: “Zou je ook door middel van bebouwing, zoals groene daken, een grote ecologische waarde kunnen toevoegen?”

N: “Jazeker, groene daken en gevelbegroeiing kunnen bijdragen aan het grotere geheel. En dan bedoel ik het niet alleen als een toevoeging voor vogels, maar ook voor insecten bijvoorbeeld. Zo kunnen we kruiden inbrengen die nectar leveren voor vlinders en bijen. Bovendien zijn in Nederland veel insecten, zoals libellen, steenvliegen en eendagsvliegen, afhankelijk van water. Als we in de directe omgeving van drijvende steden voor goed ontwikkelde oever- en watervegetaties  zorgen, kunnen we daar ecologisch gezien veel mee bereiken.”


M: “Verwacht je dat de menselijke activiteiten een probleem kunnen zijn voor het functioneren van de ecologie in drijvende steden?”

N: “Ik denk dat we in relatie tot de mens voornamelijk te maken zullen hebben met verstoring. Veel dieren zijn gevoelig voor menselijke activiteiten in hun directe omgeving. Als we bijvoorbeeld kijken naar vogels, zoals eenden, die in rietkragen broeden, dan kunnen deze dieren door mensen die te dichtbij komen of te veel lawaai maken worden verstoord. Voor het leven onder water is dit minder het geval, omdat dat een hele andere wereld is. Een wereld die zich veel minder aantrekt van wat er boven water gebeurt.”


M: “Zouden we verschillende zones in moeten stellen om een onderscheid te maken tussen mens en natuur, zoals zones zonder toegang voor huisdieren of boten?”

N: “dealiter wel. Als katten op plekken kunnen komen waar vogels broeden, bestaat de kans dat ze terugkomen met een eendenkuiken of een andere jonge vogel. Een mogelijke oplossing is het creëren van drijvende eilandjes met vegetaties rond de drijvende steden, afgeschermd van huisdieren. In zo’n gebied kunnen dan ook veel leven vogels die van rust afhankelijk zijn. Als er een speedboot langs vaart, worden de vogels overigens wel van hun nest verjaagd. Daarom is het belangrijk zones in te stellen: binnen bepaalde zones kunnen mensen vrij bewegen, maar naarmate je verder van die zones verwijderd raakt, moet de natuur steeds meer haar eigen gang kunnen gaan.”


M: “Dus er is een zekere mate van respect voor de natuur vereist als je in een drijvende stad wilt wonen?”

N: “Zeker weten, het is natuurlijk een fragiel evenwicht. Mensen moeten respectvol omgaan met de natuur, want de natuur moet zo min mogelijk door de activiteiten van mensen verstoord worden. Maar door natuur en mensen zo dicht bij elkaar te brengen, kunnen we ook iets heel moois creëren.”


M: ”Wat kunnen belemmeringen zijn voor een drijvende stad, zoals waterstroming, sedimentatie, zuurstofarme condities en vervuiling?”

N: “Eigenlijk is het antwoord van al deze belemmeringen afhankelijk van de locatie. Waterstroming kan inderdaad een belemmering vormen als binnen de stad blokkades worden gecreëerd, die de stroming afremmen. Onder andere de gekozen bouwmethode en mate waarin de stad boven het water uitsteekt spelen daarbij een rol. Maar extra, speciaal voor de natuur aangebrachte onderwaterstructuren kunnen juist ook kansen aan flora en fauna bieden. Sedimentatie hangt samen met waterstroming. Een drijvende stad creëert waarschijnlijk zelf niet veel sedimentatie, uitgezonderd natuurlijk  eventuele vervuiling. En natuurlijk is het altijd  mogelijk specifieke gebieden uit te baggeren om ze dieper te maken. Dit moet overigens wel zorgvuldig worden gepland om verstoring van fauna te minimaliseren.

Zuurstofarme condities zijn een belangrijk aandachtspunt. Normaal komt de zuurstof in het water vanuit de lucht. Hoe minder oppervlakte je dus hebt, hoe minder dat gebeurt. Hierdoor kan het zuurstofgehalte in het water rond drijvende steden afnemen. Dit effect kan door opwarming van het water en de menselijke warmteafgifte worden versterkt, waardoor algen snel groeien en extra zuurstof gebruiken. We kunnen dit proberen te ondervangen met doorstroming, waarbij zuurstof van bovenaf wordt aangevoerd.”

“Hoe verder je van het bewoonde gebied afgaat, hoe meer je de focus kunt leggen op de ‘echte’ ecologie.”

M: “We hebben bij PosadMaxwan net de eerste fase van het onderzoek ‘Bouwen vanuit de Bodem’ afgerond. Hoe zie je de rol van de bodem bij drijvend bouwen? Wordt het water de bodem?”

N: “Ja, in zekere zin wordt het water de bodem. We voegen weliswaar wat echte bodem toe, maar dat is redelijk kleinschalig.”


M: “Hoe zit het met onderwaterbeplanting? Moet je die actief toevoegen, of ontstaat de beplanting vanzelf zodra de bouw voltooid is?”

N: “Als de locatie waar de drijvende stad wordt gerealiseerd met een groter systeem is verbonden, komt de beplanting vanzelf. Net zoals op de oevers  van een rivier waar allerlei zaden worden aangevoerd. We kunnen echter ook sturing aan de ontwikkeling van (oever)vegetatie geven. Bijvoorbeeld door bepaalde vegetaties met inheemse kruiden in te zaaien. Binnen zones die direct naast gebouwen liggen, kunnen we ook kiezen om regelmatig (maai)beheer uit te voeren. Ik stel wel voor dat hoe verder we van de ‘bewoonde’ gebieden zijn, hoe meer we de natuur haar gang laten gaan.”


M: “Zie je dit project als een oplossing die vaker toegepast kan worden, en zou het de ecologie versterken of verminderen in de water- en groenranden?”

N: “Absoluut, ik denk zeker dat deze techniek vaker toegepast kan worden en mooie kansen biedt. Gezien het beperkte beschikbare landoppervlakte in Nederland, is het gaan bewonen van watergebieden een goede mogelijkheid. Ik denk wel dat we het met mate toe moeten passen en zorgvuldig moeten bekijken welke locaties geschikt zijn en welke niet. Je hebt bijvoorbeeld locaties waar het nu ecologisch al heel goed gaat. Daar moeten we natuurlijk wegblijven. Voorkomen moet worden kwetsbare en waardevolle natuurgebieden worden aangetast.”


M: “Dus we moeten drijvende steden voornamelijk zien als toevoeging op plekken waar ecologisch gezien weinig kwaliteit aanwezig is, zoals landbouwgebieden of plekken met lage natuurwaarde, waarbij altijd een evenwicht blijft tussen menselijke behoeften en ecologische aspecten.”

N: “Precies, op locaties in de stad of in het buitengebied waar de ecologische waarde momenteel beperkt zijn liggen de grootste kansen. Daarnaast kunnen drijvende steden een bijdrage leveren aan toekomstige waterbuffers in het kader van klimaatverandering. Je moet dus in ieder geval altijd goed kijken waar wat kan. En zeker ook: waar niet. In de directe omgeving van mensen stel ik voor de focus op de beleving te leggen, om vervolgens te kijken wat je daar dan ecologisch nog kunt bijdragen. Hoe verder je van het bewoonde gebied afgaat, hoe meer je de focus kunt leggen op de ‘echte’ ecologie. Ik denk dat daar een hele waardevolle benadering in zit.”


M: “Dat lijkt me ook een erg waardevolle benadering. Hoe vond je het om aan een project te werken waar nog zoveel mogelijkheden openliggen?”

N: “Het is een erg mooi project om aan mee te werken en om samen te brainstormen over de diverse mogelijkheden. Ik ben ook enorm nieuwsgierig naar de technische details, mede omdat ook technische mensen vanaf het begin van het onderzoek  betrokken waren. En ook belangrijk blijft de vraag: hoe vertaal je alle ideeën en uitkomsten van dit onderzoek naar de fysieke realiteit? En als ecoloog ben ik natuurlijk zeer benieuwd naar wat er op het gebied van ecologie allemaal mogelijk is. Daar zou ik dus graag nog een keer extra naar kijken!"

Voor de casusuitwerking in het onderzoek naar drijvende steden geldt dat deze gericht zijn op het onderzoeken van de algemene potentie van drijvend bouwen. De ontwikkelde beelden en tekstuele toelichting dienen ter inspiratie om het denken over wervende perspectieven voor drijvend bouwen te stimuleren.

Het onderzoek naar drijvende steden is gedaan in nauwe samenwerking met PAS BV, Buiting Advies, Dutch Lotus, Blue Revolution, de gemeente Utrecht, HDSR en de gemeente Rotterdam, en mede mogelijk gemaakt door Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

Disclaimer:

De gekozen casussen zijn puur bedoeld als hulpmiddel om deze algemene beelden tot leven te brengen. Zij zijn niet bedoeld als concrete plannen en hebben daarmee geen status of impact ten opzichte van lopende gebiedsontwikkelingen of planuitwerkingen (zoals de uitwerking van het Masterplan Merwehaven ). Dit geldt zowel voor de ruimtelijke uitwerking als de gepresenteerde woningaantallen.