Nieuws

#bewegendestad - Open & gesloten systemen: nieuwe sporen voor mobiliteit

Waar zouden we zijn zonder de trein? Deze oude slogan van de NS is nog steeds springlevend, voor de dichtbevolkte gebieden tenminste. Voor de metro, lightrail en tram geldt hetzelfde. Het minpunt van deze vervoerssystemen is dat ze voor hun succes afhankelijk zijn van grote aantallen reizigers. En als de ruimtelijke situatie verandert, kan het spoor niet zomaar omgelegd worden. Hoe kunnen we flexibele systemen ontwerpen die minder impact op de ruimte hebben?

Uitdaging: efficiëntie versus flexibiliteit

Vervoer per spoor is uitermate efficiënt. Treinen, metro’s en trams rijden frequent en bieden plaats aan veel passagiers tegelijkertijd, net als de bus. Deze vormen van ov rijden bovendien via een vrijliggend spoor of wegdeel (busbaan) dat niet zomaar gebruikt kan worden door ander verkeer, wat zorgt voor snelheid en veiligheid. Uit cijfers van het CBS over het openbaar vervoer blijkt dat de voordelen van deze zogenoemde gesloten mobiliteitssystemen in en rond de grote steden het grootst zijn. Inwoners van sterk verstedelijkte gebieden verplaatsten zich in 2019 gemiddeld veel vaker en over een langere afstand met het ov dan inwoners van een niet-stedelijke omgeving.

Toch zijn er ook aanzienlijke nadelen aan deze gesloten systemen. De aanleg, bedrijfsvoering en het onderhoud zijn duur. De winstgevendheid is dan ook het grootst in stedelijke gebieden, waar meer reizigers zijn. Bovendien kan de infrastructuur al snel een obstakel vormen als die niet goed is ingepast in de ruimtelijke ordening, of achterhaald is door de tijd. Aanpassingen zijn vervolgens gecompliceerd en duur. Dat alles maakt vooral de trein, metro en tram naast zeer efficiënt dus uitermate inflexibel. En dat terwijl aanpassingsvermogen van onze leefomgeving nodig is om mee te kunnen bewegen in een veranderende wereld waarin ruimte nodig is voor transities op het gebied van verdichting, de energietransitie en de klimaatadaptatie.

 

Oplossing: combinaties en innovaties

Als gesloten systemen niet de heilige graal van de mobiliteit zijn, wat kan de tegenpool – open mobiliteitssystemen – ons dan bieden? De privéauto is het meest voor de hand liggende voorbeeld van een open systeem. Mensen buiten de grote steden zijn steeds afhankelijker van de auto, omdat de afstand tot werk, sociale contacten en voorzieningen toeneemt en het ov vaak geen goed alternatief biedt. Voor reizigers zijn de pluspunten van de auto als open systeem duidelijk: het brengt je van deur tot deur, wanneer je maar wilt. Voor de maatschappij zit het voordeel in meer flexibiliteit qua ruimtelijke impact, en in de lagere kosten in aanleg en onderhoud. Er zijn uiteraard ook minpunten. Een open systeem heeft aanzienlijk minder capaciteit dan een gesloten systeem, en neemt daardoor relatief veel ruimte in. Zie ook onze eerdere blogs, waarin we de ruimte voor de auto en voor parkeren in het bijzonder uiteen hebben gezet.

 

Open en gesloten, landelijk en stedelijk, privé en collectief. Het lijken allemaal tegenpolen, maar in de praktijk liggen de kansen voor zowel toekomstbestendige mobiliteit als ruimtelijke ordening in het midden. Drie ontwikkelingen zijn daarin bijzonder kansrijk:

1)      Gesloten systemen maken een schaalsprong naar de regio

Door stedelijke, gesloten systemen zoals een metrolijn of lightrail uit te breiden naar omliggende kleinere gemeenten verbetert de bereikbaarheid van de stad en van de hele regio. In diverse stedelijke gebieden in Nederland worden dit soort nieuwe metropolitane systemen al onderzocht of toegepast. Wat de kansen voor gesloten systemen op grotere schaal zijn, blijkt uit de studie die we uitvoerden naar het doortrekken van de NoordZuidlijn in de Metropoolregio Amsterdam. Als deze lijn doorloopt tot aan Hoofddorp kunnen automobilisten uit de regio makkelijker en eerder overstappen op de metro. Dat verlicht de groeiende mobiliteitsdruk rondom Amsterdam, en biedt een alternatief voor de drukbezette treindienst van en naar Schiphol.

Een ander voorbeeld is het upgraden van de Oude Lijn in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). Dit is de eerste spoorverbinding in Nederland, en loopt oorspronkelijk van Rotterdam naar Amsterdam. De Oude Lijn komt langs stations als Schiedam, Rijswijk en Den Haag Laan van NOI. De komende jaren werkt de MRDH aan viersporigheid op deze route, zodat de sprinters onafhankelijk van de intercity’s kunnen rijden. Hierdoor kunnen de rijfrequenties en het aantal haltes worden uitgebreid, wat veel kansen biedt voor woningbouw nabij ov-haltes (Transit Oriented Development). Samen met APPM hebben we onderzoek gedaan naar wat rondom de stations moet gebeuren om aantrekkelijke stations- en woonomgevingen te creëren.  

2) Mengvormen van open en gesloten systemen of van oud en nieuw

Een voorbeeld van een combinatie tussen een open en gesloten systeem is ART, oftewel Autonomous Rail Rapid Transit. Dit systeem wordt onder andere al in verschillende steden in China gebruikt. Het zelfrijdende, elektrische voertuig is een mix van trein, tram en bus. Met behulp van sensoren en een sturingssysteem met meerdere assen rijdt de ART op rubberen wielen langs een gestreepte lijn op de weg in plaats van op rails. Het verleggen van routes is daardoor geen probleem meer.

Mengvormen kunnen ook bestaan uit oplossingen waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel oude als nieuwe vormen van het gesloten systeem. Dat blijkt uit de studie die we samen met Goudappel deden naar de bereikbaarheid tussen de stedelijke regio’s Breda, Gorinchem en Utrecht. Tussen die steden ontbreekt een hoogwaardige ov-verbinding als alternatief voor en aanvullend op de drukke A27. De ambitie is een verbinding aan te leggen voor een Smartbus: een hoogwaardig zero-emissie voertuig dat met 120 km/u over een obstakelvrije baan van Breda naar Utrecht rijdt. De volledig vrije rijbaan die nodig is voor de Smartbus vraagt op dit moment nog teveel aanpassingen en investeringen. Daarom is een alternatief concept geanalyseerd voor een sneller te realiseren ov-verbinding tussen Breda en Utrecht: de 80 km/u-variant.

Verder kan een open systeem buiten en binnen de stad verschillend worden gebruikt. Diverse voertuigen van buiten de stad kunnen bijvoorbeeld aan de rand van de stad samenkomen en vervolgens als een gesloten systeem functioneren doordat zij over de busbanen geleid worden. Kleine voertuigen vormen in het dichtbevolkte gebied dan één geheel. In het project Toekomstperspectief Hoofdnetwerken is dit onderzocht. Het voordeel van deze methode is dat minder drukke lijnen met kleinere voertuigen worden bediend en gezamenlijk een groter voertuig vormen waar dat nodig is. Daarnaast zijn voor zo’n systeem weinig infrastructurele ingrepen nodig, waardoor de routes makkelijk aan te passen zijn.

 

3)     Innovaties op het gebied van mobiliteit

 

Er liggen grote kansen voor autonoom openbaar vervoer die de voordelen van een open en gesloten systeem combineren. Zo rijdt in Den Haag tussen de gewone bushalte en de ingang van het HagaZiekenhuis een bestuurderloze shuttlebus, waardoor het ziekenhuis beter bereikbaar is. Ook autonoom privé vervoer biedt veel mogelijkheden. In een zelfrijdende auto geniet je als gebruiker van de voordelen van privé vervoer, maar door op elkaar afgestemd samen in een treintje te rijden, is minder ruimte nodig en een hogere capaciteit mogelijk. Bovendien kun je als automobilist tegelijkertijd passagier zijn en de reistijd benutten voor andere activiteiten. 

Naast slimme vervoersmiddelen valt ook winst te behalen door technologie in te zetten voor nieuwe vormen in het gebruik ervan. De Arriva Vlinder is hier een goed voorbeeld van. Deze vervoersdienst is op afroep beschikbaar in een aantal gemeenten in het oosten van Gelderland. De Vlinder minibus is een aanvulling op de reguliere dienstregeling, bijvoorbeeld in de avond. Passagiers reserveren via een app een zitplaats en bepalen zelf bij welke halte ze worden opgehaald en afgezet. Ook dit middel combineert de voordelen van een open systeem (want flexibel) met die van een gesloten systeem (want hogere capaciteit). Het ontwikkelen van deze technologie kan betekenen dat vaste haltes en routes verdwijnen, omdat alles zich aanpast aan de gebruikers die op dat moment in de bus zitten.   

Conclusie

De noodzaak om plek te vinden voor transities zorgt voor extra druk op de toch al beperkte ruimte in Nederland. Investeren in snelle en hoogwaardige ov-oplossingen draagt in belangrijke mate bij aan een efficiënte en ruimtebesparende manier van reizen. Als bijkomend voordeel levert het ook kansen op voor woningbouw en verdichting, in dit geval rond stations. Tegelijkertijd zien we vanuit open en gesloten systemen vindingrijke combinaties van vervoersmiddelen en -wijzen ontstaan. Daarbij wordt het beste van beide werelden gecombineerd, en wordt de druk op de ruimte ook verlicht. Aangevuld met de laatste ontwikkelingen in de technologie rijst de vraag hoelang en waar de investeringen in rails gerechtvaardigd zijn – er is tenslotte volop flexibiliteit te vinden die goed past in de ruimtelijke context van morgen.