Nieuws

Hubs in bestaande wijken

Hoe kunnen mobiliteitshubs landen in bestaande wijken? Deze vraag staat centraal in een onderzoek dat we met SUM-one, APPM en Vereniging Deltametropool hebben uitgevoerd in opdracht van de G5 (de gemeentes Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven). Want waar gemeentes voor nieuwe gebiedsontwikkelingen volop inzetten op het clusteren van mobiliteit in hubs, blijven steden weifelen over de haalbaarheid ervan in bestaande wijken. En dat terwijl het ontwikkelen van een netwerk van hubs in de bestaande stad de sleutel kan zijn om de mobiliteitstransitie te versnellen.

Mobiliteitstransitie en hubs

Nederlandse steden staan voor de uitdagingen hun centra aantrekkelijk te houden voor wonen en werken en kwaliteitsvol te verdichten. Ook moet de luchtkwaliteit beter en de woonomgeving weerbaar gemaakt worden tegen de gevolgen van de klimaatverandering. Om dit te bereiken zónder in te leveren op bereikbaarheid, moet onze mobiliteit efficiënter, duurzamer en inclusiever. Mobiliteitshubs vormen een belangrijke schakel in deze transitie. Het zijn locaties waar een overstap tussen modaliteiten kan plaatsvinden: plekken waar mobiliteitsdiensten en -stromen samenkomen, met deelmobiliteit als een centrale component. Door andere functies en voorzieningen aan hubs te koppelen, kunnen deze uitgroeien tot multifunctionele knooppunten voor hun omgeving.

Grote stadswijken als onderzoeksmateriaal

Vijf gebieden zijn onderzocht om de ruimtelijke inpassing en impact van hubs in het bestaande stedelijke weefsel te verkennen, namelijk Amsterdam Centrum-West, het Zeehelden- en Regentessekwartier in Den Haag, Oud-Strijp in Eindhoven, het Oude Noorden en het Liskwartier in Rotterdam en Vaartsche Rijn in Utrecht. Deze vooroorlogse wijken die niet op maat van de auto zijn ontworpen, zijn door de G5 als kansrijk aangemerkt voor de inpassing van hubs. Voor het onderzoek hebben we GIS ingezet om de situaties in kaart te brengen en de ruimtelijke vereisten en winst te berekenen. Ook is intensief samengewerkt met betrokken ambtenaren om verschillende pragmatische onderzoeksvragen te beantwoorden, zoals waar de kansen liggen voor hubs, wat de ruimtelijke impact is op een wijk, hoe een netwerk aan hubs groeit en hoe hubs eruitzien.

Resultaten

Enkele conclusies naar aanleiding van deze vragen zijn:

  • Mobiliteitshubs zijn de knooppunten in het toekomstige netwerk van deelmobiliteit. Een strategie voor hubs moet daarom uitgaan van het hele netwerk in een gebied om effectief te kunnen zijn.
  • Het netwerk aan mobiliteitshubs kan ‘superblocks’ in de stedelijke structuur creëren, waardoor 70% van de straten autoluw gemaakt kunnen worden en de deelmobiliteit via grotere verkeersaders verloopt die de hubs aan elkaar verbinden.
  • Door mobiliteitshubs kan tot 80% van de parkeerruimte in een bestaande wijk voor voetgangers en groen bestemd worden.
  • De grootte van een hub is afhankelijk van het beoogde effect. Meer bereikbaarheid is gebaat bij een netwerk van veel kleine hubs. Als ruimtewinst het doel is, dan kunnen enkele grote hubs tot bijna 90% aan parkeerplaatsen vrijmaken.

Vervolg

Met deze inzichten is een eerste, belangrijke stap gezet op weg naar een strategie voor mobiliteitshubs in bestaande gebieden. Vervolgonderzoek is nodig naar vergelijkbare strategieën in kleinere steden en landelijke gebieden om een toekomst met een volledig netwerk aan mobiliteitshubs dichterbij te brengen.

Naar het onderzoeksrapport